als doel te voorkomen dat de melkveehouderij zonder grond kan groeien. Daarom wordt de mogelijkheid voor melkveebedrijven om alleen op basis van mestverwerking te groeien beperkt door de AMvB grondgebondenheid.
De AMvB grondgebondenheid geldt alleen voor bedrijven met melkvee. Het gaat om bedrijven met:
- melk- en kalfkoeien (diercategorie 100)
- jongvee jonger dan 1 jaar voor de melkveehouderij, en vrouwelijke opfokkalveren voor de vleesveehouderij tot 1 jaar (diercategorie 101)
- jongvee van 1 jaar en ouder (alle runderen van 1 jaar en ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van roodvleesstieren en fokstieren) (diercategorie 102)
De AMvB grondgebondenheid stelt een grens aan de omvang van het melkveefosfaatoverschot dat maximaal verwerkt mag worden. Wilt u meer melkvee gaan houden dan de berekende maximale omvang van het melkveefosfaatoverschot, dan moet u in dat kalenderjaar meer grond in gebruik nemen.
Aan het begin van een kalenderjaar maakt u een berekening van:
- de verwachte fosfaatproductie van uw melkvee
- de fosfaatruimte op uw bedrijf
- het verwachte melkveefosfaatoverschot
- en de maximale omvang die het melkveefosfaatoverschot mag aannemen
Zo bepaalt u of u voor een kalenderjaar grond moet verwerven of de fosfaatproductie van uw melkvee in dat kalenderjaar moet beperken.
Uitzondering
Er is één uitzondering waarbij u het hele melkveefosfaatoverschot mag verwerken en onderstaande berekeningen voor de betreffende kalenderjaren niet hoeft te doen. Deze uitzondering geldt als u voor 1 februari 2016 aantoont dat u vóór 30 maart 2015 financiële verplichtingen bent aangegaan om het hele melkveefosfaatoverschot te laten verwerken. Wel moet u binnen 3 maanden na afloop van elk kalenderjaar aantonen dat dit overschot is verwerkt door degene met wie u deze financiële verplichtingen bent aangegaan.
Melkveefosfaatoverschot berekenen
Om te bepalen wat de maximale omvang van het melkveefosfaatoverschot op grond van de AMvB mag zijn, berekent u eerst het melkveefosfaatoverschot.
Stap 1 melkveefosfaatoverschot berekenen
Bereken het melkveefosfaatoverschot voor het kalenderjaar op de volgende manier:
Fosfaatproductie melkvee
Fosfaatruimte Melkveefosfaatreferentie |
… kg fosfaat
… kg fosfaat – … kg fosfaat – |
Melkveefosfaatoverschot | … kg fosfaat = |
Is er in een kalenderjaar geen melkveefosfaatoverschot volgens deze rekensom? Dan is de AMvB in dat kalenderjaar niet van toepassing.
Hieronder leest u een toelichting op de verschillende stappen voor deze berekening.
Stap 1.1 Fosfaatproductie van melkvee berekenen
U berekent de fosfaatproductie door het aantal stuks melkvee te vermenigvuldigen met de forfaitaire excreties per diercategorie zoals deze voor het betreffende kalenderjaar gelden. Voor de berekening van de fosfaatproductie van melkvee mag u ook gebruikmaken van de bedrijfsspecifieke excretie (BEX). Is de totale fosfaatproductie van melkvee in het betreffende kalenderjaar lager dan 250 kilogram fosfaat, dan geldt de AMvB in dat kalenderjaar niet.
Stap 1.2 Fosfaatruimte berekenen
U berekent de fosfaatruimte door de oppervlakte landbouwgrond van uw bedrijf te vermenigvuldigen met de fosfaatgebruiksnormen die voor de percelen gelden. Voor de oppervlakte landbouwgrond telt ook natuurterrein mee met hoofdfunctie natuur met enige vorm van landbouw. Het toegestane fosfaatgebruik is vastgelegd in de beheersovereenkomsten van deze gronden.
Stap 1.3 Melkveefosfaatreferentie
De melkveefosfaatreferentie over het jaar 2013 is vastgesteld in het kader van het stelsel Verantwoorde groei melkveehouderij. Als er geen melkveefosfaatreferentie is, dan wordt de hoeveelheid fosfaat gelijkgesteld aan 0.
Stap 2 Maximale omvang berekenen
Om te bepalen hoe hoog het melkveefosfaatoverschot; maximaal mag zijn, doorloopt u de volgende stappen.
Stap 2.1 Melkveefosfaatoverschot voor 2014 berekenen
U berekent het melkveefosfaatoverschot voor 2014 op dezelfde manier als voor het betreffende kalenderjaar (zie stap 1). Alleen gebruikt u voor de berekening van de fosfaatruimte 2014 de gebruiksnormen van het kalenderjaar waarvoor de berekening geldt. Dus als u voor 2016 berekent hoeveel de maximale omvang van het melkveefosfaatoverschot mag zijn, dan gaat u voor de berekening van het melkveefosfaatoverschot voor 2014 uit van de gebruiksnormen van 2016. Dit geldt ook voor natuurterrein. Voor het vaststellen van de fosfaatproductie van melkvee in 2014 gebruikt u de excretieforfaits van het jaar waarvoor u de berekening maakt. Dus als u voor 2016 berekent hoeveel de maximale omvang van het melkveefosfaatoverschot mag zijn, dan gebruikt u de excretieforfaits die gelden in 2016. U mag voor de berekening van de excretie in 2014 ook gebruikmaken van de BEX.
Stap 2.2 Groei fosfaatproductie sinds 2014 berekenen
U berekent de groei van de fosfaatproductie door de fosfaatproductie in het betreffende kalenderjaar (voor de berekeningswijze zie stap 1.1) te verminderen met de fosfaatproductie van melkvee in 2014. Als de uitkomst negatief is, dan wordt deze op 0 gesteld. Als de uitkomst 0 is, dan kunt u de stappen 2.3 en 2.4 overslaan.
Stap 2.3 Overschot per hectare van het voorafgaande jaar berekenen
U berekent het fosfaatoverschot per hectare van het voorafgaande kalenderjaar als volgt:Fosfaatproductie van melkvee – de fosfaatruimte op het bedrijf / door het aantal hectares landbouwgrond van het bedrijf. Voor de berekening van de fosfaatproductie in het voorafgaande kalenderjaar maakt u gebruik van de excretieforfaits van het jaar waarvoor u de berekening doet. Ook voor de berekening van de fosfaatruimte voor het voorafgaande kalenderjaar maakt u gebruik van de geldende gebruiksnormen van het kalenderjaar waarvoor u de berekening maakt (zie uitleg bij stap 2.1 voor de berekening van de fosfaatruimte voor 2014). Dus als u voor het 2016 berekent wat het maximale melkveefosfaatoverschot mag zijn, dan gebruikt u voor de berekening van de fosfaatproductie van het voorafgaande kalenderjaar (2015) het aantal dieren in 2015 vermenigvuldigd met de excretieforfaits van 2016, en voor de berekening van de fosfaatruimte het oppervlak in gebruik in 2015 vermenigvuldigd met de gebruiksnormen van 2016.
Stap 2.4 Vaststellen van het percentage dat geldt voor het bepalen van het maximaal te verwerken deel van de groei van de fosfaatproductie
Dit percentage is afhankelijk van het fosfaatoverschot per hectare van het voorafgaande kalenderjaar (de uitkomst van stap 2.3).
Overschot per hectare (kg fosfaat/ha) berekend in stap 2.3 | Percentage van de groei van de fosfaatproductie van melkvee t.o.v. 2014 die maximaal verwerkt mag worden |
<20 | 100% |
20-50 | 75% |
>50 | 50% |
Stap 2.5 Maximale omvang melkveefosfaatoverschot berekenen
Wat u maximaal mag verwerken, berekent u als volgt: melkveefosfaatoverschot 2014 (de uitkomst van stap 2.1) + het deel van de groei van de melkveefosfaatproductie sinds 2014 dat maximaal in aanmerking komt om te laten verwerken (het percentage van stap 2.4 x de uitkomst van stap 2.2) Het melkveefosfaatoverschot in het betreffende kalenderjaar (stap 1) mag niet groter zijn dan de uitkomst van de berekening in stap 2.5.
Groter melkveefosfaatoverschot dan toegestaan
Als u meer melkvee wilt houden en het melkveefosfaatoverschot (berekend in stap 2.5) is groter dan de maximaal toegestane omvang, dan moet u meer fosfaatruimte (in de praktijk betekent dat veelal grond) verwerven. Hoeveel extra fosfaatruimte u moet verwerven, is afhankelijk van de intensiteit van het bedrijf en het percentage van de groei van de fosfaatproductie dat u mag verwerken. Als u in die situatie geen extra fosfaatruimte (grond) verwerft, moet u de fosfaatproductie in dat kalenderjaar beperken.
Overtreding
Blijkt na afloop van een kalenderjaar dat uw melkveefosfaatoverschot groter is dan de maximaal toegestane melkveefosfaatoverschot, dan is er sprake van een overtreding van de AMvB grondgebondenheid. Als de AMvB grondgebondenheid niet wordt nageleefd, kan er een bestuurlijke boete opgelegd worden van € 11 per kg fosfaat die is geproduceerd boven het maximaal toegestane melkveefosfaatoverschot. Ook de Wet op de economische delicten is van toepassing.