Inkuilen

Checklist inkuilstrategie; tips voor een goede kuilkwaliteit

Doel: Stabiele en smakelijke kuil met een hoge verteerbaarheid. Resultaat een hoge ruwvoeropname voor een gezonde en efficiënte melkproductie.

  1. Oogst de snede waarvoor bemest is. Voederwaarde is in verhouding met de droge stof opbrengst. Gewenste snedezwaarte 3000 – 3500 kg DS voor de 1ste snede; is o.a. afhankelijk van bodem, graskwaliteit en rantsoen.
  2. Het beste maai-moment is na een aantal dagen zon. Het gras bevat meer suiker en bevordert de conservering van het gewas en de smakelijkheid.
  3. Zorg ervoor dat het gras zo snel mogelijk een droge stof gehalte bereikt van 35%. Maai droog gras, gebruik een kneuzer en zorg ervoor dat het dezelfde dag is geschud. Het verlies van suiker stopt.
  4. Maai op een hoogte van minimaal 7 centimeter. Er komt minder grond in de kuil en een goede her-groei volgt.
  5. Houd een veldperiode aan van maximaal 36 uur, de populatie goede bacteriën blijft op peil.
  6. Streef bij het optimale maai-stadium naar een droge stof gehalte van 45% balans tussen smakelijkheid, voederwaarde en broeigevoeligheid.
  7. Voeg een inkuil-middel toe voor een optimaal resultaat:
  • Verwacht DS gehalte < 40%: Melkzuurbacteriën (bijv. Pioneer 1188)
  • 40 – 50% DS:             Heterofermentatieve bacteriën (bijv. EM silage)
  1. Voeg melasse toe (100 – 300 kg/ha) bij een laag suikergehalte. Suiker is voeding voor de melkzuurbacteriën.
  2. Haksel het gras op een theoretische haksel-lengte van 8 – 15 mm of gebruik het maximaal aantal scherpe messen in de opraapwagen. De verdichting in de kuil en de voeropname neemt toe.
  3. Verdeel de graskuil in de silo over de gehele lengte laagsgewijs en van buiten naar binnen. Er ontstaat een homogene conservering.
  4. Bereken de maximale kuilhoogte op basis van minimaal 1,5 meter voersnelheid per week, dit voorkomt broei bij het uitkuilen.
  5. Zorg bij een lasagnekuil dat de toplaag vochtiger is dan de onderlaag, dit voorkomt boterazuurvorming tussen de verschillende ingekuilde snedes.
  6. Gebruik onderfolie als eerste afdeklaag. Door krimpen van de folie verdwijnt de zuurstof tussen graskuil en plastic.
  7. Gebruik minimaal één laag nieuw plastic en zorg voor een beschermkleed eventueel met zand(slurfen).
  8. Dek de kuil af met voldoende gewicht, zoals een gronddek.

KPI’s graskuil:

Kenmerk (g/kg DS) Doelstelling
Droge stof 350 – 450
Ruw eiwit 160 – 180
NH3-fractie (%RE) < 8
Azijnzuur 15 – 20
Melkzuur 30 – 40
Suiker 75 – 150
VC-OS% 79 – 81
Ruw as < 90
Verzadigingswaarde 0,95 – 1,00

Inkuilen van (te) nat gras

Een korte veldperiode van het gemaaide gras moet altijd het uitgangspunt zijn. Het zorgt voor minder product- en voederwaardeverliezen en voor goede graskuilen. Maar wat is bepalend voor de lengte van de veldperiode?

De deskundigen zijn het erover eens dat het drogestof-percentage van de silage het meest bepalend is voor een goede conservering van graskuil. Deze moet tussen de 35 tot 45  procent liggen. Op het veld is het bepalen van het optimale moment om in te kuilen echter niet zo eenvoudig. Een lager DS-gehalte leidt tot meer perssap-verliezen en een groter risico op een minder goede fermentatie. Een goede verdichting van het kuilgras en direct luchtdicht afsluiten van de bult zorgt ervoor dat de anaerobe fermentatie snel op gang komt.

Bij fermentatie in de silage door melkzuurbacteriën wordt suiker omgezet in melkzuur. Door het melkzuur daalt de zuurtegraad en dit remt de groei van schadelijke bacteriën die rotting in de kuil kunnen veroorzaken. Een snelle vorming van melkzuur en daling van de pH is uiterst belangrijk om schadelijke bacteriën in de kuil te remmen.  Deze schadelijke bacteriën remmen de eiwitafbraak zodat enerzijds het RE-gehalte lager wordt en anderzijds het ammoniakgehalte toeneemt. De gewenste  zuurtegraad is afhankelijk van het DS-gehalte: pH < 4 bij 20% DS tot pH < 5 bij 45% DS.

Voor de productie van melkzuur  moet voldoende suiker (minimaal 60 tot 80 g/kg DS) aanwezig zijn. Bij natte weersomstandigheden en vroeg maaien in de ochtend is het suikergehalte meestal laag. Volgens BLGG AgroXpertus kan een maai-snede met gemiddeld 100 gram suikers variëren van 70 tot 170 gram gedurende dag. De buffercapaciteit van ingekuild gras is voor een belangrijk deel afhankelijk van het as-gehalte en in mindere mate van eiwit en organische zuren in het gras. Door natte omstandigheden blijft er gemakkelijker zand / grond aan het gras plakken. Met meer zand neemt de buffercapaciteit toe en dit leidt tot een langzamere daling van de zuurtegraad van het gras in de bult. Maai dus niet te kort (minimaal 6 cm stoppel, bij voorkeur 7 tot 8 cm), goede afstelling van de machines, vang mollen en ga eventueel slepen en veroorzaak  geen versmering en rijsporen. Daarmee moet een RAS-gehalte onder 120 te realiseren zijn. Met grond neemt ook de concentratie boterzuurbacteriën bij inkuilen toe en daarmee ook de kans op boterzuurbacteriën. Bij een langzame vorming van melkzuur hebben boterzuurbacteriën  meer kans, want die gaan dan meer suikers verbruiken en vormen minder van het zwakkere boterzuur waardoor de zuurtegraad minder daalt. Daarnaast kunnen de sporen van boterzuurbacteriën gevolgen hebben voor de melkkwaliteit.

Bacteriën verbruiken zuurstof  die overgaan tot de omzetting van nitraat tot ammoniak en lachgas. Bij natte kuilen en een pH boven de 5 zijn de zogenaamde enterobacteriën actief  en kan veel nitraat worden omgezet. Daarnaast wordt er als tussenproduct stikstofmonoxide (NO) gevormd. Komt er lucht bij dan wordt dit omgezet tot nitreuze gassen (NO2, N2O3, N2O4). Dit zijn zeer gevaarlijke gassen. Doordat dit voorjaar stikstof uit de meststoffen later beschikbaar zijn gekomen en ook regelmatig een deel van de kunstmestgist (eind) april is gegeven, kunnen hoge nitraatgehaltes verwacht worden.

Aandachtspunten om verliezen bij natte kuilen te voorkomen:

  • Maai bij mooi weer waarbij een DS gehalte van 30% kan worden bereikt.
  • Maai vanaf de middag voor voldoende suiker (minimaal 60 g/kg DS).
  • Voorkom zand in de kuil door goede afstelling van de machines (minimaal 6 cm van de stoppel, liever 7 of 8  cm) en zorg voor egale maai-percelen.
  • Los ruwvoer in dunne lagen over de volle kuillengte en de aanrijtijd moet meer dan 1 minuut per ton vers product zijn.
  • Verdicht de kuil goed en sluit de kuil direct luchtdicht af eventueel met onderfolie en bij voorkeur met minimaal 20 cm zand.
  • Bij opbollen kuilbult enkele dagen, na inkuilen, met rust laten en voorkom inademing.
  • Gebruik inkuilmiddel indien:

DS gehalte  <25%: middel met zuren en zouten (mierenzuur/formiaat, propionzuur/propionaat).

DS gehalte 25 – 30% en < 80 g suiker/kg DS:   middel met zuren en zouten  of  middel  met homofermentatieve melkzuurbacteriën en melasse.

DS gehalte 25 – 30% en > 80 g suiker/kg DS: middel met homofermentatieve melkzuurbacterien,  zuren/zouten of combinatie.